De Opwettense watermolen en haar historie
De Opwettense watermolen heeft een sterk
afwisselende geschiedenis gehad; zowel wat zijn eigenaren als zijn bestaan
betreft.
In de 11 eeuw is
de molen voor het eerst gebouwd door monniken
van de Benedictijner abdij van St. Truiden in België.
Na 1300 Zijn
de Heren van Dieteren (Heerlijkheid
bij Susteren) eigenaar.
13 mei 1335 Gosewinus
van Dieteren (ook wel Gosewinus van Moedel genoemd).
1337 Gosewinus van Dieteren draagt de molen
over aan Otto van Cuyk
± 1350 Jan Dickbier Janssens uit 's
Hertogenbosch.
14 juli 1410 Hendrik Jan Dickbier (heer van Mierlo?)
31 jan. 1429 Wouter Gouarts Bock is de eerst
bekende pachter.
Hij huurt van de Heer van Mierlo voor een periode van vier jaar de molen; te
beginnen op St. Jansdag (24 juni). De pacht moet in vier termijnen worden
voldaan; n.l. op St. Remigius, op Corsavent (kerstavond), op Pasen en op St.
Jan.
19 juli 1453 Domicellus Johan van Megen, Heer van Mierlo;
geeft de molen in pacht aan Hendrik
Selen, zoon van Gerard Celen uit Helmond, op voorwaarde dat de mulder
ook de jaarlijkse cijnzen betaalt. De watermolen en de visvijver van de
molenwiel werden daarin als een onverdeeld bezit beschouwd.
De jaarlijkse pacht was 16 mud rogge (Nuenense maat).
29 sept. 1532 Raes van Grevenbroek (een nieuwe
eigenaar) vermaakt de heerlijkheid Megen en zowel de Collse als Opwettense
molen aan zijn neef Jan van Grevenbroek.
Deze krijgt uit de Opwettense molen 16 mud rogge als grondrente.
10 apr. 1 545 Keizer
Karel V, koning van Spanje en Heer der Nederlanden, zet de PEGEL op de
Domme!.
1567 Jonker Rutger van Berkel eigenaar van
de watermolen. Deze was gehuwd met Livinia van Couwenhoven.
Bij haar dood komt in Opwetten voor de helft aan Johanna de Quesnoy, weduwe van
Jacob van Couwenhoven en voor de andere helft aan Floris van Eyk als Heer van
Nuenen, Gerwen en Opwetten.
Later komt Floris van Eyk in het
bezit van de gehele molen.
Na hem komt zijn zoon Floris Junior van
Eyk.
Deze was gehuwd met Machteld Jacoba van
den Poll, vrouwe van Isendoorn, Dreumel, Nuenen enz.
Machteld Jacoba van den Poll wordt na de dood van haar man in een akte als
eigenaresse genoemd. In haar tijd,
dec. 1664 gaat
de molen in vlammen op (waarschijnlijk aangestoken door rondtrekkende bendes;
een brandbrief is echter niet gevonden).
1 mei 1726 Accountants
document en verklaring.
20 mei 1739 Johan Sengers in akte genoemd als
molenaar.
10 nov. 1764 In
de nacht van 10 op 11 november 1764 brandde de waterkoren en oliemolen met de
daarbij staande boerenwoning, schuur en stalling af.(jaartal genoemd in akte
van de Staten Generaal. De akte is een antwoord op een verzoek van de eigenaar
van de molen, Johan Sengers om financiële hulp). De molens warden herbouwd zoals
ze nu bestaan: korenmolen en houtzaagmolen,oliemolen en molenaarshuis.
Het jaartal op de zijgevel is dus niet de herbouwdatum van het huis zoals uit
dit document blijkt, maar dit zou 1765 of 1766 moeten zijn. De taxatiewaarde
was in februari 1765 vijfenvijftig gulden.
1774 29
?
6 febr. 1802 Th. J. Sengers verzoekt aan de
Ontvanger-Generaal en Rentmeester der Domeinen te 's-Hertogenbosch cm antwoord
op zijn verweer betreffende het schouwen bij de Opwettense watermolen en om
terugzending van de bewijsstukken.
17 april 1807 Alle
oude Jacht- en Visrechten van vroeger warden vervallen verklaard.
17 mei 1807 Er
komt een officiële waarschuwing: de wet op de Jacht- en Visrechten mag niet
overtreden worden.
13 juli 1810 …Sengers benoemd door keizer Napoleon
tot lid van de Arrondissementsraad in Eindhoven.
1811 Sengers eigenaar; deze word op 3 juli
1811 in naam van keizer Napoleon benoemd tot “Suppliant de juge de Paix"
(plaatsvervangend vrederechter) van het kantongerecht te Asten.
1 maart 1831 Afwijzend
antwoord (van Gedeputeerde Staten provincie Noord-Brabant) op het verzoek van
de kinderen Theodorus Johannes Sengers
om op hun water-koren, vol- en oliemolen een pel- en grutmolen te mogen maken.
12 mei 1834 Kinderen Theodorus Johannes Sengers beargumenteren
de afwijzing en herhalen hun verzoek om ook een pel- en grutmolen te mogen
oprichten.
10 maart 1835 Antwoord
Gedeputeerde Staten aan de kinderen Th.
J. Sengers: koren- en gruttersmolen mogen niet gezamenlijk
bij een molenaar in gebruik zijn; een pelmolen mag wel in de koren en
volmolen worden opgericht.
na 1838 De
visvijver in de molenwiel was in 1453 wel als vast bij de molen behorend
verkocht, maar het Reglement van het Waterschap De Dommel maakte een scheiding
tussen watermolen en molenwiel.
Volgens de rijksveldwachter viel nu de visvijver onder de nieuwe Jacht- en
Viswet. Senders en de veldwachter
kregen hierover een meningsverschil; Senders viste toch in de molenwiel. Hij
kreeg een bekeuring. Hij weigerde te betalen en moest voorkomen bij het
kantongerecht in Asten. Met een lijst van verboden en toegestane methoden uit
de wetten van 1808 en 1838 vocht hij de bekeuring aan en werd in zijn gelijk
gesteld.
12 april 1842 J.T. Sengers koopt twee percelen grond.
6 april 1843 J.Th. Sengers koopt stukken grand
30 nov. 1845 De kinderen van Theodus Johannes Sengers,
(in het stuk gepatenteerd molenaar, bakker en landbouwer genoemd) verzoeken
toepassing van artikel 51 voor de uitoefening van hun beroep.
21 februari 1848 Johannes Andreas Sengers koopt vaste goederen
te Nuenen.
april 1851 Jacobus
de Greef, wever te Nuenen, verkoopt per 1 januari 1852 twee percelen grond aan Johannes Franciscus Sengers en Johannes Andries Sengers.
26 mei 1854 Johannes A. Sengers aangeklaagd de
aangepote heesters langs de dijk niet te hebben geruimd.
8 juni 1854 Johannes Sengers Francis zoon en Johannes Francis Sengers Theodorus zoon
en Johannes Franciscus Sengers en Johannes Andreas Sengers kopen cielen
van een openbare verkoping door notaris A. Schutjens.
9 juni 1854 De kinderen van Theodorus Sengers
krijgen een proces-verbaal voor het aanplanten van heesters op de weg langs de
beemdkant bij de sluis.
1866 Johannes Franciscus Sengers en Johannes Andries Sengers betalen te
Helmond f 45,19 om het tiendrecht van de Staat af te kopen. De vlees- en
bloedtiend, rustende op hun percelen blijft echter gehandhaafd.
28 juni 1867 Th. J. Sengers en J.A. Sengers betalen de kosten van de hypothecaire overschrijving
van een akte. Gekocht via notaris Panken.
1866 Johannes Franciscus Sengers en Johannes Andries Sengers kopen het
tiendrecht af, uitgezonderd de vlees- en bloedtiend.
10 mei 1870 Gerardus van Hoorn is door trouwen met Maria Wilhelmina Sengers mode in het
bezit gekomen van de molen.
22 maart 1879 Gerardus van Hoorn, molenaar, wordt als
gebruiker van de watermolen betrapt bij het schutten van het water in de
Dommel, zodat het 10 centimeters boven het zomerpeil was gerezen. Hij wordt
daarom op 22 april 1879 gedagvaard voor het kantongerecht te Eindhoven.
±1900 De
weg van Nuenen naar Eindhoven liep vroeger over het erf, tussen het molenaarshuis
en de korenmolen achter de boomgaard door, over de sluis richting Tongeren.
Er liep toen ook een wegje door de boomgaard met een Tsplitsing via een brugje
richting waar nu de Opwettenseweg loopt.
Op het Eindhovense deel van de grond heeft er waarschijnlijk ook een afslag in
de weg gezeten, nu nog duidelijk te zien aan de eikenlaan aldaar. Zie bijlage
I.
1910 Tot
± 1910 is er een cafe-herberg geweest in het pand Opwettenseweg 201, de tafel
uit dit gastenverblijf is nog aItijd aanwezig.
1 augustus 1911 Maria Wilhelmina Sengers en Anna Catharina Sengers, eigenaren van
de watermolen te Opwetten protesteren bij het bestuur van het Waterschap De
Dommel tegen de wijziging van de data van het zomer- en winterpeil (eerst 1
april en 15 Oktober; gewijzigd in 15 maart en 1 november).
1917 Piet en Frans van Hoorn eigenaars via
openbare veiling uit een onverdeelde boedel (de broers Frans en Piet lieten,
via een stroman, net zolang bieden totdat Frans zijn hoed af zou zetten. De
hoed werd niet afgezet, dus de molen werd gekocht).
1931 De
schuur achter de molenaarswoning (toen 36 meter lang) brandt voor 50% af. Omdat
er geen behoefte was aan een zo grote ruimte is hij voor 50% hersteld tot de
tegenwoordige lengte van 19 meter.
Zie tekening van N. Nagtgaal, bijlage I.
Rond 1800 heeft een franse officier die met zijn soldaten in de molens gelegerd
was, op de open haard in de woonkamer van het molenaarshuis de molens, het huis
en de schuur geschilderd zoals het toen was. Die schildering is nog steeds in
takt (zie foto's). Zie bijlage I en II.
1939 In
1939 wordt de Dommelbrug vervangen door de huidige betonnen brug.
1942 De
familie Van Hoorn stopt met het boerenbedrijf; de kostwinning vindt plaats uit
de molens, het houtzagen en de handel in granen en veevoeders.
1968 In
1968 is J.F.J. van Hoorn (Frans)
overleden, waardoor zijn echtgenote 50% van het vruchtgebruik van het bezit
erfde, en Gerardus van Hoorn (geboren 12104/1925) de andere 50%.
Vervolgens heeft Gerardus van Hoorn
de 50% van zijn moeder gekocht. Moeder van Hoorn mocht in het woonhuis blijven
wonen onder voorwaarde dat zij oom Piet moest blijven verzorgen, toen 96 jaar
oud.
18 jan. 1972 Door
brand worden vernield:
- een verkoopschuur van 400 m2
- een open houtopslagplaats van 165 m2
Noch de verkoopschuur noch de houtopslagplaats zijn op het terrein
herbouwd. Zie bijlage II.
1973 Plaatsing
gevelsteen bij gelegenheid van de 100e verjaardag van Piet van Hoorn en
planting van de eikenboom tegenover het molenaarshuis.
1982 Door
brand vernield de houten bungalow in de huidige tuin van het molenaarshuis. Die
bungalow is niet herbouwd. Zie bijlage II.
1998 Verkopen
Gerardus van Hoorn gehuwd met Elisabeth Wilhelmina Lamberta de Kruijf het
olenaarshuis en de molens met bijgebouwen aan Petrus Daniël Geboers, welke hoopt na het indienen van zijn bouw-
en verbouwplannen, hiervoor zo snel mogelijk een vergunning te verkrijgen.
9 feb. 1998 is
het voorlopig koopcontract getekend; op dinsdag
2 Juni 1998 is
de daadwerkelijke overdracht.